
Jurisprudentie
BG3658
Datum uitspraak2008-10-22
Datum gepubliceerd2008-11-11
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/583 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-11-11
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/583 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Intrekking WAO-uitkering. Voldoende rekening gehouden met cognitieve stoornissen na CVA. Eerst in hoger beroep toereikende onderbouwing van de arbeidskundige grondslag. Vernietiging met in standlating rechtsgevolgen.
Uitspraak
07/583 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 15 december 2006, 06/2027 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 22 oktober 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. A.G.B. Bergenhenegouwen, werkzaam bij ARAG rechtsbijstand te Leusden, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 juli 2007. Partijen zijn niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellante heeft vanaf 6 december 2004 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% ontvangen.
1.2. Op 31 mei 2005 is appellante verschenen op het spreekuur van de verzekeringsarts. De verzekeringsarts heeft onderzoek gedaan, inlichtingen ingewonnen bij behandelaars van appellante en geconcludeerd dat appellante belastbaar is voor lichte en simpele werkzaamheden en haar beperkingen weergegeven in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De arbeidsdeskundige heeft met behulp van het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) functies geselecteerd waartoe appellante in staat wordt geacht en op basis daarvan geconcludeerd dat het verlies aan verdiencapaciteit minder dan 15% bedraagt. Bij besluit van 29 augustus 2005 is de WAO-uitkering met ingang van 30 oktober 2005 ingetrokken.
1.3. De bezwaarverzekeringsarts heeft nadere informatie bij de behandelaars ingewonnen en geconcludeerd dat de beperkingen op de FML juist zijn weergegeven. De bezwaararbeidsdeskundige heeft bevestigd dat het verlies aan verdiencapaciteit op minder dan 15% moet worden vastgesteld. Bij besluit van 14 maart 2006 is het bezwaar ongegrond verklaard. Bij besluit van 27 maart 2006 (bestreden besluit) is het bezwaar alsnog gegrond verklaard, het besluit van 14 maart 2006 ingetrokken en de uitkering met ingang van 28 mei 2006 ingetrokken. Daarbij is overwogen dat de uitkering per 30 oktober 2005 wordt voortgezet omdat de bezwaararbeidsdeskundige bij het vaststellen van de verdiencapaciteit nieuwe functies heeft geselecteerd.
2. Bij de aangevallen uitspraak is het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat er geen aanknopingspunten zijn te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid. Voorts is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken dat de geselecteerde functies ten onrechte aan de schatting ten grondslag zijn gelegd.
3. Appellante heeft gesteld dat zij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen, dat zij niet in staat is 40 uur per week te werken en dat zij niet in staat is de geselecteerde functies te verrichten. Door het Uwv is gesteld dat het bestreden besluit juist is en zijn nadere rapportages van de bezwaarverzekeringsarts en bezwaararbeidsdeskundige ingediend.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. Appellante heeft gesteld dat zij meer beperkt is wat betreft geheugen, aandacht en concentratie en dat onvoldoende rekening is gehouden met het feit dat zij emotioneel labiel en sneller vermoeid is en trager is geworden. Appellante acht zich als gevolg van deze klachten niet in staat gedurende 40 uur per week te werken.
4.2. De verzekeringsarts heeft zowel lichamelijke als psychische beperkingen aangenomen. Daarbij is rekening gehouden met informatie van de behandelend internist, die heeft verklaard dat appellante de internist heeft bezocht in verband met roken, hypertensie en hypercholesterolemie en nog onder controle is vanwege hoge bloeddruk. Appellante is geadviseerd te stoppen met roken en een cholesterolarm dieet te gebruiken. De verzekeringsarts heeft overwogen dat appellante geen restverschijnselen heeft van de twee doorgemaakte CVA’s. De verzekeringsarts heeft geen functionele beperkingen aan handen of benen geconstateerd. Wel is sprake van geheugenproblematiek, die de verzekeringsarts minder ernstig inschat dan appellante zelf aangeeft. Voorts is sprake van een lichte coördinatiestoornis, minder kracht in de linkerhand en klachten aan het linkerbeen. Gezien het niveau van persoonlijk en sociaal functioneren acht de verzekeringsarts een urenbeperking niet aan de orde.
4.3. Appellante heeft in bezwaar informatie van specialistisch neurologisch verpleegkundige T. Arts overgelegd die heeft verklaard dat appellante last heeft van korte-termijngeheugenstoornissen en dat haar concentratie is afgenomen. Appellante kan geen dubbeltaken uitvoeren, kan niet goed overzicht houden, is over het geheel trager geworden en sneller vermoeid. Bij vermoeidheid functioneert appellante lichamelijk slechter. De bezwaarverzekeringsarts heeft informatie verkregen van neurologen Frenken, Prick en Van Dijk over de behandeling in de periode van november 2002 tot december 2004. In een brief van 7 december 2004 van neuroloog Van Dijk is vermeld dat het goed gaat met appellante en dat zij aangeeft trager te zijn geworden. Sprake is van een lichte fascialisparese en misselijkheid in verband waarmee de medicatie is veranderd.
4.4. De bezwaarverzekeringsarts heeft de informatie van de behandelaars in zijn beoordeling betrokken. Aangegeven is dat bij het vaststellen van de belastbaarheid rekening is gehouden met het feit dat appellante tweemaal een CVA heeft gehad waardoor cognitieve stoornissen kunnen optreden. Ook is rekening gehouden met een verminderde algehele conditie, met spierhernia en met krachtsverlies en een coördinatiestoornis aan de linkerarm en -hand. Voor het stellen van een urenbeperking ziet de bezwaarverzekeringsarts geen grond, gelet op het niveau van functioneren en het dagverhaal. De bezwaarverzekeringsarts heeft zich verenigd met de beschrijving van de gezondheidsproblematiek door de verzekeringsarts en geconcludeerd dat de aangenomen beperkingen in overeenstemming zijn met de ernst van de medische situatie.
4.5. De rechtbank heeft overwogen dat de medische gegevens geen aanknopingspunten bieden om te twijfelen aan de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid en evenmin om te twijfelen aan de juistheid van het standpunt dat een urenbeperking niet aangewezen is.
4.6. Naar het oordeel van de Raad is het medisch onderzoek van de (bezwaar)verzekeringsarts zorgvuldig verricht. Evenmin als de rechtbank ziet de Raad in de rapportages van de (bezwaar)verzekeringsarts of in de informatie van de behandelend sector - de verklaring van de specialistisch neurologisch verpleegkundige T. Arts daaronder begrepen - aanleiding voor twijfel aan de juistheid van de conclusies van de (bezwaar)verzekeringsarts. Appellante heeft in (hoger) beroep geen nadere medische informatie ingebracht die tot een ander oordeel zou kunnen leiden.
4.7. De bezwaararbeidsdeskundige heeft in bezwaar de functies van productie-medewerker textiel (sbc-code 272043), assistent consultatiebureau (sbc-code 372091) en chauffeur bijzonder vervoer (sbc-code 282101) aan de schatting ten grondslag gelegd.
4.8. De rechtbank heeft geoordeeld dat niet is gebleken dat de geselecteerde functies ten onrechte aan de schatting ten grondslag zijn gelegd. Wat betreft de in beroep geuite grief - waarnaar in hoger beroep is verwezen - dat het CBBS nog steeds niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet, overweegt de Raad dat de in hoger beroep gegeven motivering in overeenstemming is met de eisen die daaraan in de jurisprudentie van de Raad zijn gesteld. De Raad verwijst naar zijn uitspraken van 12 oktober 2006 (onder meer LJN: AY9971) en 23 februari 2007 (LJN: AZ9153).
4.9. De Raad stelt vast dat de bezwaarverzekeringsarts in hoger beroep de FML heeft aangepast in verband met de daarvoor geldende werkafspraken. De Raad verenigt zich met de aanpassing van de FML. Naar het oordeel van de Raad is geen sprake van verborgen beperkingen. De bezwaararbeidsdeskundige heeft in hoger beroep een motivering gegeven van alle signaleringen die het CBBS bij deze drie functies heeft gepresenteerd. Op basis van deze motivering acht de Raad het aannemelijk dat appellante per 28 mei 2006 in staat is deze functies te vervullen. Nu een toereikende onderbouwing van de arbeidskundige grondslag evenwel eerst in hoger beroep heeft plaatsgevonden, zal de Raad de aangevallen uitspraak vernietigen, het beroep gegrond verklaren, het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met artikel 3:2 en artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en bepalen dat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand blijven.
5. De Raad acht termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Awb het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante in beroep en hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 322,- voor verleende rechtsbijstand in beroep en op € 322,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep, in totaal € 644,-.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond en vernietigt dat besluit;
Bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven;
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de proceskosten van appellante in beroep en in hoger beroep tot een bedrag groot
€ 644,-;
Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellante het betaalde griffierecht van € 143,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door M.C.M. van Laar. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger is griffier, uitgesproken in het openbaar op 22 oktober 2008.
(get.) M.C.M. van Laar.
(get.) M.C.T.M. Sonderegger.
RB